Ouders en kinderopvang betalen de rekening terwijl de overheid bezuinigd

Waarom de werkelijke kosten van kinderopvang harder stijgen dan de kinderopvangtoeslag.

Het kabinet heeft grote plannen met de kinderopvang. Een hogere arbeidsparticipatie en vooral meer vrouwen die meer uren kunnen gaan werken en betere toegankelijkheid ten behoeve van gelijke kansen voor kinderen. Daarom wordt de kinderopvang vanaf 2025 bijna gratis.

 Het verschil tussen het werkelijke tarief en het maximum uurtarief wordt steeds groter en dit verschil betalen de ouders en de aanbieders in de kinderopvang want het kabinet neemt de kostenstijging niet mee in de hoogte van de kinderopvangtoeslag.

 Alles wordt duurder, overal stijgen de kosten, maar al voor de inflatie met grote sprongen omhoogvloog, volgde de overheid de kostenstijgingen in de kinderopvang niet. De uitgaven op de begroting gaan eerder omlaag dan omhoog in 2023. Bezuinigen terwijl de kosten toenemen brengt de wettelijke kwaliteit en het (brede) aanbod in gevaar. Wachtlijsten groeien, want er is geen personeel te vinden, investeringen in uitbreiding van opvang zijn zo niet te realiseren. Hoe kan dit, wat is hier aan de hand? 

De systematiek

Op 11 oktober publiceerde het Staatsblad het besluit Kinderopvangtoeslag 2023. De indexering voor 2023 is gebaseerd op een correctie van de indexering in 2022 (2,14%) doordat de verwachte loon- en voor dat jaar naar 3,60% is bijgesteld en de bovengenoemde loon- en prijsontwikkeling voor 2023 (3,44%). Dit betekent dat de maximum uurprijzen worden aangepast met 5,58% als gevolg van de indexering.

 Het maximale uurtarief wordt gecorrigeerd op basis van de prognoses van het CPB in maart, De inflatie telt mee voor 20% in de indexering de overige 80% wordt bepaald door de verwachte loonstijging. Simpel gezegd komt het erop neer dat de schatting in maart voor 2022 bepalend is. Dus voor 2022 wordt er uitgegaan van een inflatie van 3,6% van voor de start van de oorlog, terwijl inmiddels de inflatie van oktober op 14,3% staat!

De tabel laat zien dat de overheid al jarenlang het maximaal te vergoeden uurtarief te weinig indexeert en de inflatie verkeerd en structureel te laag inschat, waardoor ze per saldo ten koste van het vrij besteedbare gezinsinkomen een bezuiniging heeft doorgevoerd. De Tweede Kamerleden en alle fracties hebben ook dit jaar de te lage indexatie van het maximum uurtarief zonder weerstand geaccepteerd. Sinds invoering van de Wet Kinderopvang in 2005 wordt het maximum uurtarief voor de kinderopvangtoeslag geïndexeerd op verwachtingen. Het wordt tijd dat het maximum uurtarief gecorrigeerd wordt op basis van de werkelijke inflatie.

Stijgende kosten – stijgend uurtarief

De belangrijkste kostenposten in de kinderopvang zijn personeel (ca 70%) en huisvesting ca 11%). De aanbieders van kinderopvang bepalen in deze tijd hun tarieven voor 2023 verwacht wordt dat de prijsstijging gemiddeld op 8,7% zal uitkomen, 3% hoger dan de indexatie.

De kinderopvangsector heeft, net als vele andere sectoren, te maken met krapte op de arbeidsmarkt en hoog ziekteverzuim, waarvoor dure inval nodig is om locaties open te kunnen houden. De cao-onderhandelingen voor 2023 zijn gestart waarbij een structurele loonsverhoging als uitkomst verwacht wordt. Dat de stijging van de personele lasten hoger zullen zijn dan de indexering van 5,58% staat echter nu al vast. 

Per 1 januari wordt voor vele locaties de huur geïndexeerd, vaak op basis van de inflatie van september of oktober. De indexatie kan zodoende oplopen tot verhogingen van 10 tot 17 %. Tel daarbij de stijging van de energiekosten op, besparingen zoals een paar ºC minder zijn niet haalbaar op groepen met hele jonge kinderen, en het wordt duidelijk dat de huisvestingslasten het komende jaar enorm zullen stijgen.

 De rekening komt vooral bij de ouders

Het gevolg is dat ouders de rekening gepresenteerd krijgen en dat gaat ten koste van de toegankelijkheid van de kinderopvang. Zoals door verschillende instanties berekent, kan dat oplopen tot 40% hogere kosten voor de laagste inkomens! De vraag of dit de arbeidsparticipatie stimuleert is een retorische vraag.

 Ruimte bij ondernemers?

De minister, als wetgever en marktmeester verantwoordelijk voor de hybride kinderopvangmarkt, zegt dat er veel winst wordt gemaakt in de kinderopvang. En dat daarom de kinderopvangaanbieders het verschil tussen de overheidsindexatie (5,6%) en werkelijke kostenstijging (afhankelijk van de CAO en energiecontracten tussen de 10 en 12%) maar uit hun eigen vermogen moeten nemen. Dat zegt zij in reactie op klachten van ouders dat kinderopvang volgend jaar voor hen fors duurder wordt omdat de overheid opnieuw heeft besloten om het maximaal vergoede uurtarief niet werkelijk kostenconform te indexeren.

 Hiermee vraagt het kabinet aan de kinderopvang om het jarenlang niet correct indexeren van het maximum uurtarief te compenseren. Ze zegt erbij dat de kinderopvang “hartstikke winstgevend” is. Terwijl de laatste beschikbare data uit het Waarborgfonds Sectorrapport een rentabiliteit van 3,5 % voor zowel stichtingen als ondernemingen laat zien en er nog een onderzoek loopt vanuit het ministerie van SZW naar de wijze van financiering en werkelijke winstgevendheid van de hele kinderopvangsector. Met deze reactie wuift de minister haar eigen verantwoordelijkheid luchtig weg. Deze opstelling staat iedere reële discussie over de werkelijke kosten van de kinderopvang en wat goed is voor de kinderen en ouders in Nederland in de weg. Het voorspelt niet veel goeds voor de nog niet onderbouwde plannen van een miljarden investering in kinderopvang vanaf 2025. Als alles duurder wordt en de overheidsuitgaven voor een kinderopvangplek goedkoper, dan komt de kwaliteit waar we zo trots op zijn in het gedrang. De minister moet hier de hand in eigen boezem steken en de werkelijke kostprijs ook echt gaan vergoeden.

Met een gemiddelde stijging van het tarief van 8,7% terwijl de werkelijke kosten 10 -12 % stijgen in 2023, nemen de ondernemers in de kinderopvang een belangrijk deel van de kostenstijging en daarmee ook hun maatschappelijke rol op zich. Met gevaar voor de continuïteit en dat investeringen in kwaliteit, locaties en personeel achterblijven bij de groei van het aanbod en daarmee de toegankelijkheid van de kinderopvang.

 De Overheid moet het maximum uurtarief op basis van de werkelijke kosten indexeren en daar niet hard voor weglopen.

De overheid bezuinigt op kinderopvang in 2023 ten opzichte van de netto uitgaven van 2022. In tegenstelling tot wat er in het coalitieakkoord is afgesproken dat dit Kabinet gaat investeren in de kinderopvang blijkt uit bestudering van de begroting voor 2023 van het ministerie van SZW dat de netto uitgaven voor kinderopvang voor de overheid dalen van € 2.585 mld in 2022 naar € 2.557 mld voor 2023. Terwijl in de totale rijksbegroting de uitgaven stijgen met 9,7%, dalen de netto uitgaven voor kinderopvang.

 Nederland geeft internationaal gezien zeer weinig uit aan kinderopvang. Niet de kostprijs van Nederlandse kinderopvang is te hoog, de indexatie is sinds de invoering van de Wet Kinderopvang te laag. En daar wordt de overheid terecht door ouders op aangesproken.

In plaats van te bezuinigen moet het Kabinet voor 2023 het maximum uurtarief corrigeren op basis van de werkelijke kosten en inflatie en niet de rekening presenteren aan ouders en kinderopvang die samen de schouders zetten onder de gewenste hogere arbeidsparticipatie.

 

Vorige
Vorige

Tweemaal extra verhoging maximum uurtarief 2023

Volgende
Volgende

SCP spreekt zorgen uit over nieuw kinderopvang beleid