Oplossingsrichtingen knelpunten kinderopvang 2023 en daarna

In de Miljoenennota, de evaluatie IKK en de Kamerbrief aanpak personeelstekort in de kinderopvang worden oude en nieuwe initiatieven, maatregelen, aanpassingen en ideeën aangevoerd. Een deel hiervan wordt pas vanaf 2024 of 2025 van kracht. Wetswijzigingen en implementatie kosten de benodigde tijd. Welke (deel)oplossingen zijn mogelijk op korte termijn, vanaf 2023 en welk effect heeft dat op de knelpunten bij de algemene krapte op de arbeidsmarkt, het personeelstekort in de kinderopvang en de werkdruk in de kinderopvang?

Toegankelijkheid vergroten – krapte op de arbeidsmarkt

Meer uren werken voor ouders van jonge kinderen, wordt vaak genoemd als een onderdeel van de oplossingen voor de personeelstekorten in alle sectoren. Meer werken moet lonen en de onzekerheid ten aanzien van de KOT (kinderopvangtoeslag) zo veel mogelijk verminderd. De toegankelijkheid vergroten kan in het huidige stelsel zonder wetswijziging door:

1.    Verhoging van het fiscale maximum uurtarief. De gap tussen het werkelijke tarief en fiscaal wordt steeds groter en dat moeten ouders 100% zelf betalen. De indexering is al een aantal jaren lager dan de stijging van de kosten en met de 5,5% voor 2023 wordt het deel dat ouders moeten betalen alleen maar groter. Met de verwachte prijsverhogingen, tussen de 7% en 10%, gaan ouders ca. € 0,90 - €1 meer betalen per uur. Met een gemiddeld aantal uren betekent dit € 90 per maand extra eigen bijdrage in de dagopvang voor 1 kind. Met de huidige stijgende inflatie en dalende koopkracht is dit met name voor de laagste inkomens en kwetsbare groepen niet op te brengen. Een alleenstaande ouder werkend in bijvoorbeeld de thuiszorg kan dan beter stoppen met werken.

2.    Vereenvoudiging tabel KOT. In de huidige tabel zijn er 69! treden met verschillende percentages voor eerste en of tweede + kinderen. Met 69 treden, vaak met stapjes van € 1400 op jaarbasis voor de lagere inkomens, betekent een paar uur per week meer werken een hogere trede en dus een lager percentage KOT. In de VNG adviestabel ouderbijdrage peuteropvang zijn dit er slechts 7 en worden de stappen steeds groter beginnend bij € 11.000.

3.    KOT niet als voorschot, maar als toekenning op basis van T-2. De wijzigingen in het inkomen leiden (zie ook 2.) tot bijbetalingen en terugvorderingen van de KOT. Door het belastbaar inkomen te nemen van T-2, net als bij de studiefinanciering, worden terugvorderingen en nabetalingen voorkomen. Samen met het geplande loslaten van het aantal werkuren van de minst werkende ouder per 2023 scheelt dit aanzienlijk in de onzekerheid van ouders. Een vangnet voor diegenen die kunnen aantonen dat hun inkomen werkelijk gedaald is ten opzichte van T-2 kan daarbij uitkomst bieden.

Personeelstekort kinderopvang

Met de huidige ca. 10% vacatures in de sector komen, zoals bekend, de zowel de continuïteit als de kwaliteit van de opvang in gevaar. Naast het werven van extra pedagogisch medewerkers en meer uren door de bestaande groep (zie ook Krapte op de arbeidsmarkt hierboven), zijn er een aantal maatregelen waarmee de inzet van medewerkers doelmatiger wordt, zonder aan kwaliteit in te boeten.

4.    Inzet van groepshulpen. Door de inzet van een groepshulp als 3de voor zorg- en huishoudelijke taken naast 2 professionals bij groepen met baby’s, zowel horizontale als verticale groepen, vermindert het aantal benodigde pedagogisch medewerkers. Bijvoorbeeld voor een groep met 7 0-jarigen moeten nu 3 pedagogisch medewerkers ingezet worden (was voor invoering van de LKK 2 tot een maximum van 8 0-jarigen). Dit zou ook 2 pedagogisch medewerkers en een groepshulp op MBO-2 niveau kunnen zijn.

5.    Inzet van anders gekwalificeerden BSO. Net als de regeling voor BBL, het inzetten van anders gekwalificeerden met een maximum van 33% in de BSO. Dit heeft als voordeel dat er meer instroom is en het de kwaliteit en diversiteit van het aanbod ten goede komt. Bijvoorbeeld een kok, timmerman, boswachter etc. zo kunnen nieuwe activiteiten toevoegen. Een minimumeis van MBO-2 niveau aangevuld met pedagogische modules in het eerste jaar (in CAO reeds geregeld) geeft een deze groep nieuwe kansen op de arbeidsmarkt.

  1. Beroepskracht- kind ratio (BKR) op locatieniveau. Doelmatige inzet van professionals op locatieniveau geeft flexibiliteit die op dit moment zeer hard nodig is. Bijvoorbeeld: op een BSO-locatie is 1 groep met 16 kinderen en 1 groep met 15 kinderen. In de huidige berekening zijn per groep 2 dus totaal 4 pedagogisch medewerkers nodig. Op locatieniveau zijn er met deze 31 kinderen met een gemiddeld ratio van 1:11 maar 3 pedagogisch medewerkers nodig.

 Verminderen werkdruk

Door de werkdruk te verminderen kan uitstroom voorkomen en ziekteverzuim verminderd worden. De regeldruk ten behoeve van de kwaliteitseisen wordt als complex en in sommige gevallen als onwerkbaar ervaren. Daarbij komt dat landelijke regelgeving op regionaal niveau getoetst wordt waardoor verschillen ontstaan in de handhaving tussen regio’s.

7.    Afwijken 3 uursregeling. Door de huidige 3-uursregeling aan te passen naar tijdsblokken in plaats van specifieke tijdstippen krijgen de pedagogisch medewerkers meer lucht. Minder registratie en administratie. Een voorbeeld: de afwijking is aangemeld van 13.00 – 14.30 in verband met de lunchpauzes voor de 3 pedagogisch medewerkers. Echter het middageten met de kinderen loopt uit, er moet nog een luier verschoond of een kindje kan niet slapen. Op zulke momenten wijkt de pedagogisch medewerker logischerwijs af van de aangemelde tijd voor de 3-uursregeling, wat in de huidige werkvorm weer aangepast moet worden in de registratie.

  1. Uitzondering Vaste Gezichten Criterium (VGC) structureel. Het VGC van 2 pedagogisch medewerkers als er niemand op vakantie, met verlof of ziek is. Daarom moet de uitzondering VGC structureel zijn bij vakantie, verlof en ziekte zonder dat dit iedere keer aantoonbaar gemaakt dient te worden. Hierbij speelt ook of het om vaste gezichten of vertrouwde gezichten moet gaan.

  2. Clusteren in BSO. Het clusteren van kinderen in de BSO van groepen en of locaties geeft in combinatie met het bovenstaande BKR op locatieniveau geeft minder stress én minder sluitingen. Mits, uiteraard, tijdig en juist met de ouders hierover gecommuniceerd wordt, net zoals dat nu in vakantieperiodes gedaan wordt.

Voor 7 t/m 9 geldt dat dit de administratieve rompslomp verminderd, tijd die ten goede komt aan de kinderen.

De punten 4 t/m 9 dienen verwerkt te worden in het pedagogisch werkplan en beleid van de locatie, welke in afstemming met de oudercommissie vastgesteld wordt.

Alle bovenstaande punten dragen bij aan het oplossen van de knelpunten op korte termijn, in de huidige tijd hard nodig.

 

Bronnen

Kamerbrief aanpak personeelstekort Kinderopvang, september 2022

Oproep cao-partijen kinderopvang verhoging kinderopvangtoeslag, september 2022

Evaluatie wet IKK, SEO april 2022

Kinderopvang vestigt records: tarieven, personeelstekorten en luchtfietserij, Bureau Buitenhek september 2022

Vorige
Vorige

SCP spreekt zorgen uit over nieuw kinderopvang beleid

Volgende
Volgende

Kamerbrief aanpak personeelstekort